U kunt allerlei visuele effecten toepassen om de weergave van gegevensreekselementen, zoals staven (in kolom- en staafdiagrammen), gegevenspunten (in lijn- en spreidingsdiagrammen) en vlakken, te verfraaien.

Hoewel cirkelsegmenten ook gegevensreekselementen zijn, worden deze op een andere manier opgemaakt. Raadpleeg De weergave van cirkeldiagrammen aanpassen voor meer informatie.

U kunt de weergave en stijl van de vormen en symbolen van gegevensreeksen in staaf-, kolom- en vlakdiagrammen wijzigen door eerst een element te selecteren in de reeks die u wilt wijzigen en vervolgens opmaakinstellingen te kiezen in het paneel 'Gegevensreeks' van het infovenster 'Diagram'.

De meeste opmaakopties voor gegevensreeksen zijn ook in de opmaakbalk beschikbaar. Wanneer u een reekselement in een diagram selecteert, worden de onderdelen in de opmaakbalk vervangen door opties voor het opmaken van reekselementen.

Geselecteerde reekselementen vullen met speciaal ontworpen kleuren of texturen
  1. Selecteer een kolom of staaf of een ander element waarvan u de opmaak wilt wijzigen.

  2. Klik op de knop 'Info' in de knoppenbalk, klik op de knop 'Diagraminfo' en klik vervolgens op 'Diagramkleuren'.

  3. Kies een vultype (bijvoorbeeld '3D-textuurvullingen') uit het eerste venstermenu.

  4. Kies een vulset (bijvoorbeeld 'Marmer' of 'Hout') uit het tweede venstermenu.

  5. Ga op een van de volgende manieren te werk:

    • Om dat vultype toe te passen op alle elementen van de gegevensreeks, klikt u op 'Pas alle toe'. De eerste vulling wordt toegepast op elementen van de eerste gegevensreeks, de tweede vulling op elementen van de tweede reeks, enzovoort.

    • Om een vulling toe te passen op elementen van één gegevensreeks, sleept u de vulling naar een element (bijvoorbeeld een staaf, kolom, enzovoort).

    U kunt deze vullingen niet voor lijn- of spreidingsdiagrammen gebruiken. Raadpleeg Gegevenspuntsymbolen en lijnen in lijndiagrammen aanpassen en Werken met spreidingsdiagrammen voor meer informatie over het wijzigen van de opmaak van reekselementen in deze diagramtypen.

De mate van ondoorzichtigheid, de lijn, de schaduw of de vulling van geselecteerde reekselementen aanpassen

Selecteer het element dat u wilt wijzigen, klik op de knop 'Afbeeldingsinfo' en breng de gewenste wijzigingen aan.

Wanneer u bij het aanpassen van de mate van ondoorzichtigheid en de vulling de schuifknop 'Ondoorzichtigheid' onder in het infovenster 'Afbeelding' sleept, verandert de mate van ondoorzichtigheid van het volledige diagram. Als u alleen de opmaak van de geselecteerde reeks wilt wijzigen, selecteert u de reeks en wijzigt u vervolgens de mate van ondoorzichtigheid van de vulling met een effen kleur, verlooptint of afbeelding. Raadpleeg De mate van ondoorzichtigheid van objecten aanpassen en Een kleur of afbeelding als vulling voor een object gebruiken voor meer informatie.

Raadpleeg Een object met een afbeelding vullen voor informatie over het gebruik van een eigen afbeelding als vulling.

Raadpleeg De randstijl wijzigen voor informatie over het wijzigen van de lijn rondom een element.

Raadpleeg Een schaduw aan een object toevoegen voor informatie over het aanpassen van schaduw.

Gegevenspuntlabels voor de geselecteerde reeks weergeven en de opmaak ervan wijzigen
  1. Klik op 'Reeks' in het infovenster 'Diagram'.

  2. Schakel het aankruisvak 'Waardelabels' in.

  3. Klik op een van de positieknoppen om de positie van de labels te wijzigen.

  4. Kies een optie uit het venstermenu 'Notatie' onder 'Waarde-as' om de waarden anders weer te geven dan in de bijbehorende tabel.

    • 'Getal':  
      Hiermee worden de gegevenspuntwaarden zonder eenheid weergegeven, tenzij u een eenheid opgeeft. De gewenste eenheid kunt u in het veld 'Achtervoegsel' typen. Geef in het veld 'Decimalen' op hoeveel decimalen moeten worden weergegeven en kies vervolgens '–100' of '(100)' uit het venstermenu ernaast om de notatie van negatieve getallen te bepalen. Schakel het aankruisvak 'Scheidingsteken' in als links van de decimale komma een scheidingsteken voor duizendtallen moet worden weergegeven.
    • 'Valuta':  
      Hiermee worden de gegevenspuntwaarden als valutawaarden weergegeven. Kies een valutasymbool uit het venstermenu 'Symbool'. Geef in het veld 'Decimalen' het gewenste aantal decimalen op. Kies '-100' of '(100)' uit het venstermenu om aan te geven of negatieve waarden moeten worden aangeduid met een minteken of tussen haakjes moeten worden geplaatst. Schakel het aankruisvak 'Scheidingsteken' in als links van de decimale komma een scheidingsteken voor duizendtallen moet worden weergegeven.
    • 'Percentage':  
      Hiermee worden de gegevenspuntwaarden door honderd gedeeld. Geef in het veld 'Decimalen' het gewenste aantal decimalen op. Kies '-100' of '(100)' uit het venstermenu om aan te geven of negatieve waarden moeten worden aangeduid met een minteken of tussen haakjes moeten worden geplaatst. Schakel het aankruisvak 'Scheidingsteken' in als links van de decimale komma een scheidingsteken voor duizendtallen moet worden weergegeven.
    • 'Datum en tijd':  
      hiermee worden de gegevenspuntwaarden in een datum- en tijdnotatie weergegeven.
    • 'Duur':  
      hiermee worden de gegevenspuntwaarden als tijdseenheden weergegeven (bijvoorbeeld seconden, minuten of weken).
    • 'Breuk':  
      Hiermee worden de gegevenspuntwaarden kleiner dan 1 als breuken weergegeven. (Waarden groter dan 1 worden niet als breuken weergegeven.) Kies de gewenste precisie voor het afronden van de breuken uit het venstermenu 'Precisie'. Wanneer u bijvoorbeeld de optie 'Tweeden' of 'Kwarten' kiest, worden de waarden als een gedeelte van het totale cirkeldiagram weergegeven en afgerond naar de dichtstbijzijnde breuk die u hebt ingesteld.
    • 'Wetenschappelijk':  
      Hiermee worden gegevenspuntwaarden in de wetenschappelijke notatie weergegeven, waarbij een aantal malen een gehele macht van 10 wordt uitgedrukt als 'E+' een geheel getal. Geef in het veld 'Decimalen' het gewenste aantal decimalen op.
    • 'Aangepast':  
      Hiermee kunt u een aangepaste notatie kiezen die u eerder hebt ingesteld of een nieuwe aangepaste notatie opgeven. Raadpleeg Werken met eigen notaties voor de weergave van waarden in tabelcellen voor meer informatie.

Om de kleur en textuur van reekselementen te wijzigen of gegevenspuntsymbolen en waardelabels op te maken, gebruikt u het paneel 'Reeks' van het infovenster 'Diagram'. Raadpleeg De elementen van een gegevensreeks van een diagram opmaken.

Raadpleeg Specifieke diagramtypen opmaken voor informatie over specifieke opmaakopties voor bepaalde diagramtypen.