Met een actie-animatie kunt u objecten in een dia verplaatsen volgens rechte of gebogen paden. Als u de beweging van een object op een bepaald punt wilt pauzeren, kunt u verschillende padsegmenten opgeven. Elk padsegment wordt gezien als een aparte animatie. Klik op de muisknop om het object naar het volgende padsegment te verplaatsen of stel voor elk segment automatische timing in. Raadpleeg Objectanimaties automatiseren voor meer informatie over de automatische timing van animaties.

Het pad opgeven waarlangs een object moet worden verplaatst
  1. Klik op de knop 'Info' in de knoppenbalk en klik vervolgens op de knop 'Animatie'.

  2. Klik op 'Actie'.

  3. Selecteer een object in de dia (een afbeelding, vorm, tekstvak, diagram, film- of ander mediabestand of tabel).

  4. Kies 'Verplaatsen' uit het venstermenu 'Effect'.

    In het diawerkgebied verschijnt een rode lijn die is verbonden met een 'schijnbeeld' (transparante versie) van het object. Deze lijn geeft de bestemming van het object aan.

  5. U kunt het pad op een van de volgende manieren wijzigen:

    Om de richting of de afstand voor de verplaatsing van het object te wijzigen, sleept u het schijnbeeld van het object naar de volgende positie.

    Om een pad recht of gebogen te maken, klikt u op een van de padknoppen in het infovenster 'Animatie'.

    Om de kromming van het pad te wijzigen, sleept u een van de nodes of nodehandgrepen (klik dubbel op een node om de handgrepen weer te geven). Voor meer controle klikt u op een node (een punt op een pad) en sleept u de grepen hiervan.

    Om een node aan een pad toe te voegen, houdt u de Option-toets ingedrukt terwijl u op het pad klikt (de aanwijzer verandert in de punt van een pen). Vervolgens kunt u in deze node de kromming van het pad wijzigen door een van de handgrepen te slepen.

    Om de versnelling van het object in te stellen, kiest u een optie uit het venstermenu 'Versnelling' in het infovenster 'Animatie'.

    Om het volledige padsegment te verplaatsen (met de begin- en eindpunten), sleept u het pad.

  6. Als u het object langs een nieuw padsegment wilt verplaatsen, klikt u in het schijnbeeld van het object op de knop voor het toevoegen van een pad (een rood vierkant met een wit plusteken (+) erin) of klikt u in het infovenster 'Animatie' op de knop 'Voeg actie toe'.

  7. Als u de volgorde van de stadia van de actie-animatie wilt wijzigen, klik u op 'Meer opties' (als de instellingenlade niet is geopend) en sleept u animaties in de instellingenlade. (Raadpleeg De volgorde van objectanimaties wijzigen voor meer informatie.)

Nadat een object en alle bijbehorende paden zijn gedeselecteerd, zijn de paden niet meer zichtbaar in het diawerkgebied. Als u de paden opnieuw wilt weergeven, klikt u in het object op de knop voor het tonen van het pad (een kleine, rode ruit met een zwarte stip erin). Als u de Option-toets ingedrukt houdt terwijl u op deze knop klikt, worden de schijnbeelden van het object weer weergegeven, totdat u opnieuw op de knop voor het tonen van het pad klikt.

Daarnaast kunt u objectanimaties gebruiken om objecten te vergroten, te verkleinen, te roteren of te vervagen. Raadpleeg Een object laten vervagen, roteren, vergroten of verkleinen voor meer informatie.