Een functie is een vooraf gedefinieerde, benoemde bewerking (zoals SOM en GEMIDDELDE) waarmee u een berekening kunt uitvoeren. Een functie kan een van de elementen of het enige element van een formule zijn.

Er zijn verschillende functiecategorieën, van financiële functies voor het berekenen van rentepercentages, investeringswaarden, enzovoort, tot statistische functies voor het berekenen van gemiddelden, waarschijnlijkheden, standaarddeviaties, enzovoort. Voor meer informatie over de functiecategorieën in iWork, de bijbehorende functies en vele voorbeelden van het gebruik daarvan raadpleegt u:

U kunt een functie in het tekstveld van de formule-editor of in de formulebalk typen, maar u kunt ook met behulp van de functiekiezer eenvoudig een functie aan een formule toevoegen.

  • Linkerpaneel:  
    Hier worden de functiecategorieën weergegeven. Selecteer een categorie om de bijbehorende functies weer te geven. De meeste categorieën bevatten groepen verwante functies. De categorie Alle bevat alle functies, weergegeven in alfabetische volgorde. De categorie Recent bevat de tien functies die u als laatste via de functiekiezer hebt ingevoegd.
  • Rechterpaneel:  
    Hier worden de functies zelf weergegeven. Selecteer een functie om informatie over de functie weer te geven en deze desgewenst aan een formule toe te voegen.
  • Onderste paneel:  
    Hier wordt uitgebreide informatie weergegeven over de functie die u hebt geselecteerd.
Een functie toevoegen via de functiekiezer
  1. Plaats het invoegpunt in de formule-editor of formulebalk op de plaats waar u de functie wilt toevoegen.

    Opmerking: Als in een formule een operator voor of na een functie vereist is en u geen operator hebt toegevoegd, wordt automatisch de operator '+' ingevoegd. Indien nodig kunt u de operator '+' selecteren en een andere operator typen.
  2. Open de functiekiezer op een van de volgende manieren:

    • Klik op de knop voor de functiekiezer in de formulebalk.

    • Klik op de knop 'Functie' in de knoppenbalk en kies vervolgens 'Toon functiekiezer'.

    • Kies 'Voeg in' > 'Functie' > 'Toon functiekiezer'.

    • Kies 'Weergave' > 'Toon functiekiezer'.

  3. Selecteer een functiecategorie.

  4. Kies een functie door er dubbel op te klikken. U kunt ook een functie selecteren en vervolgens op 'Voeg functie in' klikken.

  5. Vervang in de formule-editor of functiekiezer alle plaatsaanduidingen voor argumenten in de functie door waarden.

    • Een korte omschrijving van de waarde van een argument weergeven:  
      Plaats de aanwijzer op de plaatsaanduiding voor het argument. Informatie over het argument is ook beschikbaar in het venster van de functiekiezer.
    • Een waarde opgeven voor een plaatsaanduiding voor een argument waarbij een driehoekje wordt getoond:  
      Klik op het driehoekje en kies een waarde uit het venstermenu. Als u informatie over een waarde in het venstermenu wilt bekijken, plaatst u de aanwijzer op de waarde. Selecteer 'Functie-informatie' om helpinformatie over de functie weer te geven.
    • Een waarde voor een willekeurige plaatsaanduiding voor een argument opgeven:  
      Klik op de plaatsaanduiding voor het argument en typ vervolgens een constante of voeg een celverwijzing toe. (Raadpleeg Naar cellen verwijzen in formules voor instructies.) Als de plaatsaanduiding voor een argument een lichtgrijze kleur heeft, is de bijbehorende waarde optioneel.