U kunt niet alleen hulplijnen gebruiken in een dia, maar u kunt objecten ook uitlijnen met verticale en horizontale rasterlijnen waarmee een dia in vlakken van gelijke grootte wordt verdeeld. Tijdens het slepen van een object in het diawerkgebied wordt het object uitgelijnd op de rasterlijnen wanneer het object wordt uitgelijnd in het midden of met de rand van een rasterlijn (afhankelijk van de voorkeuren die u hebt opgegeven voor de objectuitlijning. Raadpleeg Hulplijnen voor uitlijning en relatieve tussenruimte gebruiken voor meer informatie over het instellen van deze voorkeuren).
U kunt de rasterlijnen in basisdia's in een andere kleur weergeven dan de hulplijnen voor uitlijning en relatieve tussenruimte, zodat u gemakkelijker kunt zien welke objecten worden uitgelijnd wanneer u objecten sleept.
Kies 'Keynote' > 'Voorkeuren' en klik vervolgens op 'Linialen'.
Schakel het aankruisvak voor horizontale rasterlijnen in basisdia's, het aankruisvak voor verticale rasterlijnen in basisdia's of beide in.
Geef in het veld een waarde (percentage) op om in te stellen hoe dicht de rasterlijnen bij elkaar moeten liggen.
Om de kleur van rasterlijnen te wijzigen, klikt u op het kleurenvlak voor rasterlijnen in basisdia's en selecteert u vervolgens een kleur in het venster 'Kleuren'.
U kunt rasterlijnen tijdelijk verbergen door de Command-toets ingedrukt te houden terwijl u een object sleept. U kunt de rasterlijnen weergeven in basisdia's. Rasterlijnen worden echter niet weergegeven op afgedrukte dia's.
Tijdens het slepen van objecten in het werkgebied kunt u ingebouwde hulplijnen voor uitlijning en relatieve tussenruimte weergeven of u kunt statische hulplijnen voor uitlijning maken, zodat u objecten in verschillende dia's op dezelfde positie kunt plaatsen. Raadpleeg Hulplijnen voor uitlijning en relatieve tussenruimte gebruiken en Nieuwe hulplijnen aanmaken.
U kunt ook x- en y-coördinaten opgeven om de exacte positie van objecten te bepalen. Raadpleeg Objecten plaatsen door x- en y-coördinaten op te geven.